Het leven van Rigtje Wybes Jellema, 1783-1841

(bijgewerkt 3 januari 2008)

1. Afkomst

Op zondag 27 juli 1783 treedt Wybe Jellema, de oudste zoon van landbouwer Jan Wybes Jellema, in Scharnegoutum in het huwelijk met Jeltje, de oudste dochter van de schoenmaker, Jouke Sikkens.
De Jellema’s wonen in die tijd nog steeds op de Jellema-state, maar die is geen eigen bezit meer. Minne, baron van Coehoorn, mag zich de eigenaar noemen. [1] Wybe’s Opa, Wybe Pytters Jellema, was de laatste eigenaar geweest.
Het jonge echtpaar gaat wonen op de Jellema-state bij Rauwerd. Daar krijgen ze op maandag 15 augustus 1785 hun eerste kind, een meisje, die ze Rigtje noemen, naar de moeder van Jeltje. Ruim anderhalf jaar later volgt een tweede dochter, die de naam van de andere oma krijgt: Antje. [2]

Enkele jaren later, vermoedelijk zo omstreeks 1796/1797, overlijdt moeder Jeltje. Het spreekt eigenlijk vanzelf dat Wybe dan gaat omkijken naar een andere vrouw en moeder voor zijn kinderen. Die vindt hij in Bregtje Egberts van Lichten, met wie hij op zondag 24 juni 1798 in Terzool trouwt.
Brechtje is met 47 jaar zo’n 2 jaar ouder dan Wybe. Ze komt van Poppingawier. Ze heeft voor zover we weten geen kinderen gekregen, en sterft op maandag 1 oktober 1827, ruim 76 jaar oud. Haar man Wybe is maar 53 geworden, en was op 28 februari 1807 al overleden.

Rigtje treft het niet met haar nieuwe moeder. Later zal ze (laten) verklaren, dat ze “door de mishandelingen van hare stiefmoeder genoodzaakt is geworden haar ouderlijk huis te moeten ontvlugten”. [3] Als 16-jarig meisje loopt ze uiteindelijk weg van huis, in de zomer van 1801, en gaat naar Leeuwarden. Daar moet ze al snel contact zijn gekomen met mensen uit het criminele milieu - later noemt ze zelf een zekere Trijntje Crans. In februari 1802 bekent Rigtje “te Leeuwarden de hoer spelende zowel met getrouwde als ongetrouwde manspersonen vleeschelijke gemeenschap gehad te hebben”, en dat ze zich ook “aan veele dieverijen en verdichte boodschappen heeft schuldig gemaakt”.

2. Najaar 1801, 1e veroordeling

Het is 18 october, ‘s avonds rond 8 uur. Bij Thomas Jelles, [3-a] huisman (boer) op Bartelhiem onder Oudkerk, komt een meisje langs. Klopt ze er aan? Zag Thomas haar voorbijgaan en kreeg hij medelijden? Het lijkt erop, want hij (en zijn huisgenoten) halen het meisje in huis om te overnachten: het is buiten slecht weer. Rigtje vertelt die avond allerlei leugens over haar vader. Die nacht slaapt ze in de bedstee van de beide dienstmeisjes, Hiske Jetzes en Antje Johannes.
De volgende morgen staan die twee dienstmeisjes al weer vroeg op, maar Rigtje blijft nog even in de bedstee. Heeft ze toen gestolen? Ze wordt er later van beschuldigd. Van de beddeplank zou ze “een blauw bokken-baaijen rok, een bruin hoofddoek, een tipmuts, een rood zijden hoofdlint, een witbonte halve doek, een witte linnen doek, en een hemd” hebben gestolen. Hiske en andere getuigen zouden later beweren dat ze er bijvertrek dikker uitzag dan bij haar aankomst, dus dat ze de gestolen kleren kennelijk voor een deel onder haar eigen kleren aangetrokken had.
Om 8 uur komt ze in de kamer, en vertrekt even later met het schip van Hallum naar Leeuwarden. De boer, Thomas Huismans, is zo vriendelijk om haar aan boord te helpen. Hij betaalt zelfs de reiskosten voor haar, en zegt de schipper dat hij het meisje goed moet behandelen.

Het is een maand later. Op dinsdagavond 17 november 1801, klopt een meisje aan bij Trijntje Jans, een vrouw van 57 jaar, gehuwd met Douwe Sikkes, [3-c] aan de Slagdijk (tegenwoordig: Slachtedijk) onder Oosterbierum, niet ver van het dorp. Het meisje zegt Antje Jans te heten, en vraagt of hier ene Douwe Sikkes woont. Trijntje bevestigt dat ze op het juiste adres is. Het meisje vertelt haar dan dat zij, “benevens hare andere Broeders en Susters een Erfdeel was tebeurt gevallen van eenen Sybren Sikkes in leeven huisman te Deersum [3-d]. Waar toe de Secretaris van dat District last gegeeven had aan Jan Tjibbes, zijnde de vader van deeze Antje Jans, om zulks aan ons te communiceeren, met versoek om op Vrijdag den 20 deezer ten voorgz sterfhuize te compareren om de overledene de laatste Eere meede te bewijsen, en de voorts de nodige orders op den Boedel te stellen.” [4] De overledene zou 93 jaar zijn geworden. Antje wordt gevraagd om daar te blijven slapen. [5]
De volgende dag roept Trijntje Sijdske Aukes, de vrouw van haar zwager Jan Sikkes, “boerearbeider te Oosterbierum” [3-e] . Kennelijk is Trijntje zelf niet in staat om op reis te gaan, want om ongeveer 1 uur gaat Sijdske samen met Antje op weg naar het sterfhuis, om te kijken wat er van dat verhaal waar was. Ze zijn nog niet ver, of ze worden nageroepen door het dienstmeisje van Trijntje en Douwe, Tjetske Willems, die roept dat ze een schortdoek mist. Sydske en Antje staat stil. Als Tjetske hen heeft ingehaald, vertelt deze dat ze, toen Sydske en Antje nog maar net weg waren, had ontdekt dat een "boeselaar schortdoek" niet op de plaats lag waar die moest liggen. Toen ze aan vrouw Trijntje gevraagd had of die het misschien opgeborgen had, maar dit niet zo bleek te zijn, begon ze argwaan te krijgen tegen dat vreemde meisje dat daar die nacht had gelogeerd.
Toen Sijdske en Tjetske daarop Antje’s vroegen haar zakken eens leeg te maken, vonden ze de “naervolgende goederen, alle door haar gestoolen, uit 't huis van Douwe Sikkes, namelijk

Een blaus boeselaar schortdoek

behoorende aan Tjetske Willems Dienstmaagd van Douwe Sikkes

Een rood bonte oostind catoene doek

Een oude witte doek

Een nieuw gestreept oostin rokje
behoorende aan Trijntje Jans huisvrouw van Douwe Sikkes."
Een weinig blauw naeigaarn

Rigtje alias Antje is dus op heterdaad betrapt, en wordt bij de gemeente aangegeven, en de volgende dag verhoord. Ze zegt 13 jaar te zijn (in feite was ze toen al 16!), geboren te Raad als dochter van Jan Tjibbes te Terzool, en dienst reeds lang overleden vrouw Jeltje Joukes (de naam van haar echte moeder!). Ze ontkent dat ze die boodschap heeft gebracht, maar geeft toe dat ze daar geslapen heeft en die spullen daar gestolen heeft, “uit hoofde van hare armoedige toestand”. Ook heeft ze nog een (pas later vermiste) “gouden kapshaak op een swartbont lintje” meegenomen, dat ze dan aan de commissaris geeft.
Op 25 november wordt ze door het Hof te Leeuwarden veroordeeld “te zitten te water en brood den tijd van drie weeken”. Bepaald werd dat de uitvoering van de straf moest plaatsvinden over de tijd van 5 weken. Zodoende moest ze zitten van 25 november tot 2 december, van 9 tot 16 december, en van 23-30 december. Verder maant het hof haar “zich int toekomende van soortgelijke excessen te onthouden bij poene van arbitraire correctie”.

3. Januari 1802

Daar blijft het niet bij. Na haar straf uitgezeten te hebben neemt ze haar toevlucht opnieuw tot diefstal om aan de kost te komen.

Begin januari 1802, [6] als haar straf er nog maar net een paar dagen op zit, komt Rigtje bij een zekere Catharina Wieleman, de weduwe van Adrianus Zinkelaar, aan de Boterhoek te Leeuwarden. [7] Ze heeft een boodschap voor haar van de Secretaris van Lollum, die haar gestuurd heeft, zegt ze. Catharina is erfgename geworden van een neef van haar man. Catharina haalt haar broer er bij, en zijn bijzin herhaalt Rigtje haar boodschap. Ze moest ook zeggen dat Catharina de eerstvolgende zaterdag in een trog zou worden afgehaald. [8]

Catharina komt onder de indruk van de verzekering van Rigtje dat het echt waar is, en wil rouwkleren laten maken. Maar haar broer vertrouwt het nog niet, en raadt haar aan om daar nog maar eventjes mee te wachten.
Rigtje blijft die nacht bij haar slapen. De volgende morgen krijgt ze eten en drinken, waarna ze weer vertrekt. Met een slaapmuts van Catharina. Gestolen, zegt Catharina later. Maar Rigtje houdt dan vol dat ze die muts voor de deur gevonden heeft, toen ze vuur haalde van een ratelman... [9] Het is een mooie muts met kant. Die kant tornt Rigtje van de muts af, en naait die op een eigen muts.

Op zondag 3 januari krijgt Jan Pieters [11], meester Schuitmaker op Schildkampen onder Leeuwarden, bezoek van een meisje. Het is Rigtje. Ze brengt een briefje. Jan vouwt het open, en gaat zitten lezen. Zo hoort hij dat Sijbren Gerbens is overleden, en dat hij, Jan, diens erfgenaam was. Het komt hem erg ongeloofwaardig voor, en hij zegt tegen Rigtje dat hij eerst nader bericht zal afwachten, of het echt wel waar is.
Maandag tegen de avond komt Rigtje weer aan de deur, tegelijk met Tietje Jans, een dochter van Jan Pieters. Jan laat hen binnen - het is koud buiten, en in de kamer brandt een vuur waar Rigtje zich bij kan warmen. Tietje trekt haar schoenen uit. Rigtje heeft opnieuw een briefje bij zich, met dezelfde inhoud als het briefje van de vorige dag. Jan blijft er grote vraagtekens achter zetten, maar Rigtje zweert hem “dat God haar momentlijk zoude straffen als haar berichten en beide haare brieven niet in waarheid bestonden”. [10] Even later vertrekt ze weer.
Later wordt ze er van beschuldigd uit dit huis een zilveren gesp te hebben gestolen van de schoenen van Tietje. Maar dat ontkent ze dan heftig.

Die donderdag, het is dan 7 januari, komt Rigtje in Leeuwarden met eenzelfde boodschap bij Antie Jans, ook een weduwe, van Cornelis Pieters. Nu vertelt ze te komen op opdracht van de secretaris van Weidum, om te vertellen dat daar is overleden Sijbren Gerbens. Komende maandag zal de begrafenis zijn. Antie wordt daar dan ook verwacht, omdat die Sijbren familie was van haar overleden man, en haar kinderen zijn erfgenamen. Antie vindt het maar een vreemd verhaal.
De volgende morgen komt Rigtje opnieuw aan de deur. Zegt dat de boodschap ook voor de zuster van haar overleden man is; aan het beiden zou een legaat zijn nagelaten van honderd gulden. Antie vraagt haar daarop de blijven eten; daarvoor heeft ze wat soep gehaald uit het stadsweeshuis. Na het eten vertrekt Rigtje weer, na nog eens gezegd te hebben dat Antie echt wel naar de begrafenis moest komen.
Later wordt Rigtje er van beschuldigd dat ze uit het huis van Antie een jakje heeft gestolen, en een paar nieuwe schoenen, die ze later die maand bij haar arrestatie aan haar voeten had. Rigtje blijft dat dan echter ontkennen.

Niet lang daarna, nog steeds begin januari, komt ze bij nog weer een andere weduwe met eenzelfde soort verzonnen boodschap. Deze keer is het Ypke Douwes, weduwe van Eildert Dirks, die woont op de Gragtswal bij Leeuwarden. Zij met volgens Rigtje naar de begrafenis van Sasker Pieters komen in Moleguern (?), waar haar overleden man vroeger als molenaarsknecht heeft gewerkt. Zij en haar (overleden) man zijn erfgenamen geworden: tweehonderd gulden, twee bedden, acht stoelen, twaalf pannen, wat steengoed, en de kleren van de overledene. [12]
De volgende dag komt Rigtje terug met hetzelfde verhaal. Ze beweert bij hoog en bij laag dat het echt waar is. Ze blijft dan bij Ypke tot de volgende morgen. Als dank voor de boodschap geeft Ypke haar de volgende morgen bij haar vertrek een schelling; volgens wat ze later verklaarde, al het geld dat ze bezat. Rigtje zegt nog dat de begrafenis komende maandag zal zijn., en dat Ypke beslist moest komen.

Waar ze die dagen verder verbleef is onduidelijk. Zelf heeft ze het later bij haar verweer over een Trijn Crans, die haar met die verzonnen boodschappen op pad zou hebben gestuurd. [12-a]
Ook is het niet duidelijk hoe ze tegen de lamp is gelopen. Vermoedelijk is dat in de tweede helft van januari geweest. [13]

4. Rechtszitting februari-maart 1802, 2e veroordeling

Op 9 februari staat ze voor de rechtbank. De aanklager meet haar wandaden breed uit. Ook de eerdere vermeende diefstal in Bartelhiem komt nu aan de orde. Ook weet men dat ze nog pas de vorige maand onder een valse naam is veroordeeld. Het ziet er niet mooi voor haar uit! [14]
Na de uitvoerige aanklacht wordt Rigtje zelf gehoord. Elke diefstal ontkent ze, maar ze erkent de verzonnen boodschappen op die verschillende adressen te hebben gebracht. Een zekere Trijn Crans haar daartoe heeft aangezet. Die briefjes heeft ze ook niet zelf geschreven, want ze kan niet eens lezen of schrijven, en wist ook niet wat er in die briefjes stond. Maar ze zegt nu te beseffen “in welke verleidende handen gevallen is, zij betuigd, berouw te hebben, wegens haare verkeerde leevenswijse, daar zij in der daad noch maar een kind is, en gaarne haar leevensgedrag wil beteren, zo aan haar zulks mogte worden gegunt, om wederom in haar ouders huis als een kind te worden behandelt en opgenomen.”

Ook een aantal getuigen komt wordt gehoord.
Voor het gebeuren op 18 oktober komen vier getuigen aan het woord.
Thomas Jellis (de heer des huizes, die Rigtje naar binnen gehaald had) veronderstelt dat Rigtje wel de dief moet zijn, omdat toen geen andere vreemdeling in huis is geweest. Datzelfde zegt ook de tweede getuige, Gerrit Thomas (kennelijk een zoon van Thomas Jellis)[3-b].
Ook een andere huisgenoot, Jochum Obbes doet zijn verhaal. Maar Thomas, Gerrit, noch Jochem kunnen met stelligheid verklaren dat de spullen die gestolen zouden zijn inderdaad op de beddeplank hadden gelegen; dat weten ze alleen van de beide dienstmeisjes. Eén van hen, Hiske Jetzes, beweert dat wel, en zegt bovendien gezien te hebben dat Rigtje bij het weggaan dikker was dan toen ze kwam.
Dan komen de getuigen voor het voorval op zondag en maandag 3-4 januari: Jan Pieters, zijn vrouw Nieske Watzes, en een zilversmid Harmanus Smeding.
De eerste, aan wie Rigtje die boodschap kwam brengen, veronderstelt evenals zijn vrouw Nieske dat Rigtje de schoengesp gestolen heeft, want Rigtje was gelijk met zijn dochtertje thuis gekomen, en Tietje had toen de schoenen uitgetrokken, en had pas na het vertrek van Rigtje gemerkt dat er een gesp kwijt was.
Smid Smeding verklaart de gesp die bewuste avond van een meisje gekocht te hebben. Het was toen echter al donker, en hij had het gezicht van het meisje niet duidelijk gezien, en durft dan ook niet stellig te verklaren dat het Rigtje geweest is die hem die gesp had verkocht.

In een volgende zitting op 9 maart komt haar advocaat aan het woord voor de “remonstrantie voor Rigtje Wijbes van Terzool, gevangene en beklaagde”. [15]
Hij begint met op het gemoed van het Hof te werken, en houd de rechters voor “dat de gevangene door de mishandelingen van hare stiefmoeder genoodzaakt is geworden haat ouderlijk huis te moeten ontvlugten. Een jong en onbedreven meisje, van de gevaren der wereld onkundig, waagde deeze zo onberade stap; en om de nasporing van haare ouders te ontduiken; nam zij den naam aan van Antje Jans. Een jong meisje zonder raad en hulp van hare naastbestaanden, omzwervende, moest natuurlijker wijze vallen in handen van verleidende en kwade raadgevende vrouwen.” Hij gaat er van uit dat de genoemde Trijntje Crans inderdaad de kwade vrouw is die Rigtje op pad heeft gestuurd. [16] En die verzonnen boodschappen waren op zich toch ook niet een publieke misdaad!
Vervolgens gaat hij in op de beschuldigingen van diefstal. De getuigen hebben allemaal slecht veronderstellingen naar voren gebracht, die in feite niets bewijzen, zegt hij. En als Hiske Jetzes bij vertrek van Rigtje vond dat deze er verdacht dikker uitzag, waarom heeft ze dan toen niet meteen haar mond opengedaan zodat onderzocht had kunnen worden waar dat aan lag? En zou de Boer die haar zo vriendelijk aan boord van het schip had gebracht daar dan niets van gemerkt hebben?
De beschuldiging van diefstal van de schoengesp berust volgens hem ook louter op veronderstellingen. Wie zegt dat Tietje die gesp niet al eerder buiten verloren was? En de verklaring van de smid beschuldigt hem in feite zelf, want hij had de verkoopster moeten identificeren alvorens de gesp van haar te kopen.
Voor de andere beschuldigingen van de aanklager: diefstal van twee slaapmutsen en een witte halsdoek bij Catharina Wieleman, en van een jakje en een paar nieuwe schoenen van Antie Jans, is in feite geen enkel bewijs, en zijn door de aanklager ook geen getuigen opgeroepen. Die aantijgingen berusten dus kennelijk alleen maar op losse praatjes!

Op zaterdag 13 maart volgt de uitspraak van het Hof. Kennelijk zijn de rechters niet onder de indruk gekomen van de woorden waarmee de advocaat hun medelijden en begrip had proberen te wekken. Nee, Rigtje heeft volgens hun na het weglopen van huis een Aallerslordigst leeven geleid. Van haar misdaden worden enkele genoemd: de verzonnen boodschappen bij Catharaina Wieleman en Jan Pieters, de gestolen slaapmuts met kant, het zweren bij Jan Pieters dat ze de waarheid sprak. De andere zaken worden niet meer genoemd - wordt ze daar niet aan schuldig bevonden? Dat wordt niet met zoveel woorden gezegd. Maar samen met haar eerdere veroordeling is dit al voldoende om veroordeeld te worden. En de straf valt nu ook heel wat zwaarder uit dan de vorige keer. “In de naam en vanwegens het Bataafsche Volk” wordt ze veroordeeld om “bij den Scherpr. op de Zaale van s Landschaps gevangenisse geleidet aldaar wel strengelijk gegeesselt en daarna door de dienaaren van de Justitie te worden gebragt in ‘t Landschaps Tugt en werkhuis om aldaar te werken den tijd van Twee Jaaren”.
Zo zit ze tot ca. maart 1804 gevangen. [17]

5. Kinderen, 1805-1827

In het voorjaar van 1806 blijkt Rigtje zwanger te zijn. Ze gaat dan een huwelijk aan met Jan Abes Cooistra. Na de drie afkondigingen wordt het huwelijk voltrokken op donderdag 5 juni in de Galileeërkerk te Leeuwarden. De bruidegom is bij de plechtigheid afwezig: hij zit in het tuchthuis, en wordt vertegenwoordigd door Huite Huites. Onduidelijk is wie dit was, en wat zijn relatie was tot Rigtje of Jan Abes. [18]

Jan Abes Cooistra [19] is geboren te Nes, ten noorden van Dokkum, op 8 mei 1781, en was dus ruim 4 jaar ouder dan Rigtje. Op 22 (of 28?) februari 1801 kreeg hij zijn eerste veroordeling wegens diefstal; hij werd gegeseld en voor 5 jaar verbannen uit Friesland. Hij hield zich daar echter niet aan, en was begin april van datzelfde jaar in noord-Friesland al weer op het dievenpad, en vervolgens ook in Groningerland. Daar wordt hij eind augustus gearresteerd. [Een vermeend huwelijk 1802 met Geeske Roelofs te Hantumhuizen betreft waarschijnlijk een andere Jan Abes. Ook is er sprake van een man van dezelfde naam die in november grenadier was bij de compagnie van het 3e Battaillon der 1e halve brigade te Delfzijl]. Op 20 november 1801 wordt Jan Abes veroordeeld tot 10 jaar tuchthuis. Heeft hij toen in die tijd Rigtje leren kennen? Die zat zoals gezegd van 1802-1804 ook gevangen.

Op 28 oktober wordt de baby geboren. [20] Het is een jongetje. Ze geeft hem de naam Manasse. Naar wie? Naar de vader van het kind? In haar eigen familie komt deze naam niet voor... De geboortedatum klopt misschien niet helemaal, want het kindje wordt gedoopt op 5 oktober 1806 in de Jacobinerkerk door ds. H. Kuipers. [21] Het kind wordt nauwelijks een maand oud, en overlijdt op 24 november. [22] Blijkens de overlijdensaangifte woont Rigtje dan Agter de Witte Hand. Die steeg was gelegen in de buurt van de Nieuwe Buren / Nieuwburen; De Witte Hand was de naam van een huis aldaar. [23]

Rigtje wordt opnieuw zwanger, en krijgt op 3 januari 1808 een dochter. Bij haar doop op 2 maart door ds. I. de Jong krijgt het kind de naam van Rigtje’s moeder, Jeltje. [24] Bij de doop treedt een Geeske Huites op als doopgetuige; misschien familie met Huite Huites? Helaas is ook dit kind geen lang leven beschoren, slechts 21 dagen. Op 18 mei moet Rigtje haar begraven. [25] Ze woont dan nog steeds Agter de Witte Hand.

Een half jaar later (4 februari 1809) krijgt Rigtje een doodgeboren kindje. Uit de aangifte blijkt dat Rigtje inmiddels is verhuisd naar de Pijpbakkersteeg “achter brouwerije van de Koe tussen Tuinen no. 35 en 37”. [26]

Dan wordt Rigtje in oktober 1813 opnieuw zwanger, en op 30 juni 1814 wordt Rense geboren. [27] Rigtje woont dan in een huis bij de Hoeksterpoort (bij de gasfabriek), in Wijk Letter A nr 10. In de geboorteacte staat als achternaam genoteerd Koolstra. Heeft Rigtje de naam fout opgegeven? Of was het de vroedvrouw die de aangifte deed? Of was het een vergissing van de ambtenaar? Ook is het niet helemaal duidelijk waar de naam Rense vandaan komt. Dat het een vernoeming is naar haar overgrootmoeder (van haar vaders kant) Rints Poulos lijkt onwaarschijnlijk, want die is al voor 1778 overleden, en heeft Rigtje dus nooit gekend.

Jan Abes is in november 1812 vrijgekomen. Hij gaat in april 1813 opnieuw uit stelen in Groningerland. Op 21 oktober is hij opgepakt en opgesloten in Groningen, maar volgens andere gegevens zat hij toen al langer vast. Op 5 januari 1814 wordt hij veroordeeld tot 15 jaar tuchthuis, brandmerking en te pronk stelling (uitgevoerd op 31 januari te Groningen).
Op 31 januari 1825 komt hij vrij (4 jaar strafverkorting). Op 16 februari 1828 is hij te Peize overleden.

kurassier 1816Van Rense kan Jan Abes niet de biologische vader zijn, evenmin als van Manasse en Jeltje en het doodgeboren kindje, want hij zit dan in detentie, eerst in Leeuwarden en later in Groningen. Voor vader van Rense wordt genoemd een franse soldaat, die op hetzelfde adres als Rigtje zou hebben gewoond. Een naam: René Jacqueszn Champenoy: * Verviers 8-3-1786, korporaal in Franse leger, woonde in 1813 in Leeuwarden, zou eind dat jaar vandaar vertrokken zijn. Tot nu toe is het niet gelukt hem in de archieven van het leger op te sporen. [28]
Er wonen in Leeuwarden overigens dan al ruim 200 jaar mensen met die naam, die bovendien ook in het leger zitten. Dit vraagt een apart onderzoek! Misschien heeft dergelijk onderzoek geen zin, omdat gezien haar beroep haar kinderen in principe van elke Leeuwarder uit die tijd kunnen zijn. Aan de andere kant lijkt het er op dat Rigtje telkens korte of lange relaties had met de verschillende mannen waar ze een kind van kreeg; vandaar dat er steeds 3 tot 4 jaar tussen de verschillende geboortes zit. Ze is bovendien meerdere malen veroordeeld voor diefstal en heling, maar nooit voor prostitutie, en stond geregistreerd als arbeidster. Ze had ook regelmatig mensen in huis, ook na de soldaten waren er bv Janke Mes en Grietje Blank. Hield ze kostgangers?

Op 3 (of 6?) juli 1818 krijgt Rigtje opnieuw een zoon. Deze keer is de biologische vader bekend: Beerend Josephus de Leeuw, die met zijn 28 jaar ongeveer 5 jaar jonger is dan Rigtje. Hij is kurassier bij het tweede eskadron van de derde afdeling kurassiers, in Leeuwaren in Garnizoen. Rigtje is voorzover bekend niet officieel met hem getrouwd; hij erkent echter zijn zoon, die de naam Joseph Beerend de Leeuw krijgt. Overigens wordt in de geboorteactie vermeld dat Rigtje 27 jaar is, terwijl ze toen al 33 of 34 moet zijn geweest... Ze woont dan in Wijk Letter A nr 33, Kogelschans.

In 1822 krijgt ze nog weer een zoon: op 17 juli wordt Jelle Jellema geboren. Wie deze keer de vader is blijft duister. Hij krijgt als enige van de kinderen de familienaam van zijn moeder mee. Rigtje woont dan in Wijk Letter A nr 16. [29]

6. De 3e veroordeling, 1827-1832

Op 4 augustus 1827 staat Rigtje (intussen 41 jaar oud) weer voor de rechtbank, samen met een andere vrouw, Grietje Blank, 34 jaar oud, breidster, geboren te Haarlem, en op dat moment woonachtig te Steenwijk. Ze worden beschuldigd van diefstal en medeplichtigheid daaraan.
De eerste getuige, Catharina Heimans (38), een koopvrouw te Leeuwarden, verklaart dat ze op een avond omstreeks nieuwjaar (dus zo’n 8 maand eerder) “een stuk donker rokkestreept van acht elle en een stuk licht rokkestreept groot 9 elle” is kwijtgeraakt. Ze weet niet hoe dat gebeurd is, maar ze zegt het stuk ‘rokkestreept’ dat als bewijsstuk in de rechtszaal aanwezig is, te herkennen als haar verdwenen eigendom.
Een tweede getuige, Johannes Roef (42), korfmaker te Leeuwarden, vertelt vervolgens dat op een zondag in februari een sluitmand uit zijn winkel is gestolen, en twee week later nog eens twee sluitmanden, ook op een zondag. Volgens hem zijn de in de zaal aanwezige sluitmanden de manden die van hem gestolen zijn.
Dan komt ene Pietje Pieters (38) verklaren dat zij verschillende keren van Rigtje Jellema dingen heeft gekocht, zoals een sluitmand, vrouwenrokken, en bankcedules. Volgens haar had Rigtje gezegd dat ze die dingen verkocht “voor verlegene menschen”. Ook deze getuige zegt de spullen in de rechtszaal te herkennen.

Ook de volgende getuige, Catharina de Vries (52) heeft spullen van Rigtje gekocht: “twee sluitmanden, een koperen goatling, een witgestreepte rok, een donkere dito, een hemdrok, een paar schoenen”, en ja, het zijn de spullen die hier als bewijsstukken liggen.
Een naaister, Clasina Versteegh (22) verklaart vervolgens dat ze voor Grietje Blank een licht gestreepte rok heeft gemaakt.
Een andere naaister, Janke Mes (49), komt vertellen dat Rigtje vier vrouwenrokken heeft verkocht voor Grietje Blank. Ze kan het weten, want ze woonde die winter bij Rigtje.
De laatste getuige, Geertje van Sminia (38) geeft te kennen dat ze een stuk ‘rokkestreept’ van Rigtje heeft gekocht, en dat Rigtje had gezegd dat ze dat verkocht “voor een verlegen mensch”. Het betreffende stuk stof herkent ze onder de bewijsstukken.

Dan worden de beklaagden gehoord. Eerst is Grietje Blank aan de beurt. Zij erkent dat ze het rokkestreept van Catharina Heimans heeft gestolen. Ze heeft het toen aan Rigtje gegeven, die het voor haar “gemaakt en ongemaakt” heeft verkocht. Maar van de andere gestolen spullen bezweert ze bij hoog en bij laag niets af te weten.
Dan komt Rigtje. Die zegt dat ze al de spullen die hier liggen gekregen heeft van Grietje. Grietje had haar wijsgemaakt dat ze die op borg gekocht had, en had haar gevraagd om ze voor haar te willen verkopen.
Het zat er natuurlijk wel in dat vervolgens het crimineel verleden van beide verdachten opgehaald wordt. De Griffier leest op verzoek een samenvatting voor van de vorige veroordelingen van zowel Grietje als Rigtje.
De rechtbank is van mening dat genoegzaam is gebleken dat “de Beklaagde Rigtje Jellema zich heeft schuldig gemaakt aan Medeplichtigheid aan deze diefstal door de gestolene goederen voor de Eerste Beklaagde te verkoopen”, en eveneens “dat voornoemde Rigtje Jellema zich in de maand Februari ll heeft Schuldig gemaakt aan diefstal van drie Korven uit den Winkel van en toebehorende aan Johannes Roef Korfmaker mede te Leeuwarden woonachtig”. Grietje wordt schuldig bevonden “aan diefstal van een stuk donkerblauw en een dito licht rokkenstreept uit den Winkel van en toebehorende aan Hermanus Robber Koopman woonachtig te Leeuwarden”. De rechtbank veroordeelt vervolgens Grietje en Rigtje conform de eis van de aanklager tot resp. 7 en 5 jaar gevangenisstraf. Bij deze uitspraak waren present: J.S.Tromp, J. Le Maire, U.H.Wielinga Huber, Bonga Griffier. [30]

Zo verdwijnt Rigtje in 1827 opnieuw achter de tralies. Haar kinderen (Rense 12, Joseph 9, en Jelle 5) worden bedeeld van de kerk. In 1828 worden Joseph en Jelle naar Veenhuizen gestuurd, naar de Maatschappij van Weldadigheid. Rense is daar niet terug te vinden; hij is dan al 14 jaar, en misschien werkt hij al. [30s-a]

7. Laatste jaren, 1832-1841

In 1832 komt Rigtje vrij. Na veel moeite krijgt ze haar kinderen terug.

Zes jaar later gaat haar oudste zoon Rense trouwen met een meisje uit Dokkum, Antje Kool. Hij is dan 23 jaar, en heeft nog toestemming van zijn beide ouders nodig. Rigtje woont in Leeuwarden, maar waar is zijn vader? Er komt een akte van vermis. Daarin verklaren Johannes Brik, Paulus Brik, Sijbren Boonstra en Philip Oudkerk, allen wonende te Leeuwarden, onder ede voor het Gerecht “dat Jan Abes omstreeks 23 jaar geleden van huis is vertrokken zonder dat men ooit meer iets van hem heeft vernomen”. Met die verklaring stelden ze de zaak wel wat mooier voor dan het was. Blijkens de geboorteacte van Rense wist Rigtje immers dat Jan Abes kort na 4 juni 1813 in Groningen was gearresteerd. Dat was al 25 jaar geleden! Maar kennelijk weten ze niet dat Jan Abes in 1828 al is overleden. Het huwelijk van Rense vindt plaats op zondag 20 mei 1838. De vader van Antje Kool is ook onbekend. Behalve de beide moeders is er niemand aanwezig. [31]

Blijkens de volkstelling in 1839 woont Rigtje dan samen met haar zoon Jelle in het Nieuwstraatje in Leeuwarden (Wijk Letter B 183).
In datzelfde jaar werd haar eerste kleinkind geboren: Rense kreeg op 29 maart 1839 een dochter, die hij naar zijn moeder Rixtje noemde. Helaas overleed de baby een paar maanden later op 16 juli.
Ook de geboorte van haar tweede kleinkind heeft Rigtje nog mogen beleven. Op 22 mei 1840 kreeg Rense een zoon. Deze werd Wybe genoemd, naar de vader van Rigtje. [32]

Op woensdag 5 mei 1841 stierf Rigtje in Leeuwarden, 55 jaar. Als Rense haar overlijden aangeeft, zegt hij niet te weten hoe haar ouders heetten. Wist hij het echt niet? Heeft Rigtje haar afkomst voor hem verzwegen? Maar kennelijk toch niet dat haar vader Wybe heette... De tweede persoon die de aangifte doet is ene Pieter Everaarts, catechiseermeester.
Drie dagen later werd ze begraven op de Algemene Begraafplaats.

Jelle zou ca. 1840 als koloniaal naar Indië zijn vertrokken, als jongen van 17 jaar. Was dat voor of na het overlijden van Rigtje? Hij was daarvoor zadelmaker op het Vliet. Helaas hebben we nog geen verdere gegevens over hem kunnen achterhalen.

Joseph de Leeuw woont van 1843-1848 op hetzelfde adres als zijn stiefbroer Rense en diens vrouw Antje Kool. Joseph trouwde op 11 september 1847 in Leeuwarden met Geeltje Jacobs Nauta. Kinderen:
1. Uilkje, geboren Leeuwarden 26-6-1846 (dus vóór hun huwelijk), overleden Leeuwarden 1-9-1849
2. Jakob, geboren Haulerwijk 22-11-1847, overleden Leeuwarden 2-7-1849
3. Rixje, geboren Leeuwarden 10-1-1849, overleden Leeuwarden 10-10-1910 (zie verder hieronder)
4. Uilkje, geboren Smallingerland 7-3-1850, overleden Leeuwarden 5-4-1862
5. naamloos, geboren/overleden Leeuwarden 18-12-1951
6. Jakob, geboren Heerenveen 13-4-1853, overleden Leeuwarden 5-1-1856
7. Sibbele, geboren Leeuwarden 11-3-1857, overleden Leeuwarden 20-5-1861
8. Rinske, geboren Leeuwarden 23-8-1862, overleden Leeuwaren 14-9-1863
9. Jelle, geboren Leeuwarden 17-2-1864, overleden Leeuwarden 6-5-1887
Dochter Rixje was de enige die kinderen kreeg::
(3) Rixje de Leeuw (10-1-1849) huwde Leeuwarden 11-8-1883 met Paulus Paulus Akkerman, geboren Oldeboorn 3-6-1849, overleden Leeuwarden 27-1-1933. Kinderen:
1. Jozef Paulus Akkerman, geboren Leeuwarden 17-2-1884, overleden Leeuwarden 8-6-1884
2. Paulus Akkerman, geboren Leeuwarden 17-2-1884, overleden Leeuwarden 26-2-1959 (zie verder hieronder)
3. Joseph Akkerman, geboren Leeuwarden 7-10-1885, overleden Leeuwarden 23-1-1889
4. Hendrik Akkerman, geboren Leeuwarden 14-3-1887, overleden Leeuwarden 31-1-1889
5. Joseph Akkerman, geboren Leeuwarden 18-5-1890, overleden Rotterdam 23-3-1974 (zie verder hieronder)
6. Hendrikje Akkerman, geboren Leeuwarden 22-12-1891, overleden Leeuwarden 1-1-1892
Uit dit gezin hadden twee kinderen nakomelingen:
(2) Paulus Akkerman (17-2-1884) huwde Leeuwarden 19-10-1912 Hermina Sonnega, geboren Leeuwarden 12-1-1885, overleden Leeuwarden 30-3-1973
(5) Joseph Akkerman (18-5-1890) huwde Rotterdam 4-2-1920 Bertha Clobus, geboren Rotterdam 7-7-1894.
Graag komen wij in contact met nakomelingen van deze families.

____

Bronnen:

Er is een (hier niet geraadpleegde) roman geschreven over Rigtje: Het Zwarte Schaap. Hierin zouden veel onjuistheden zitten.


Noten:

[1] Jellema, 33.

[2] Op 2-11-1821 kreeg Antje te Rauwerderhem een dochter bij een niet genoemde man, Jeltje, genoemd naar haar natuurlijk moeder. Bij de geboorteaangifte waren getuigen een tweetal armenvoogden: Harm Freerks Abma 39, en Jan Rintjes Jellema 34. Deze laatste was een volle neef (zoon van een jongere broer van haar vader). Haar eigen ouders waren beiden al overleden, haar stiefmoeder nog niet. Blijkens de geboorteacte vond de bevalling plaats "te Ter Zool nr 35 ten huise van Hittje Visser gealimenteerde"; woonde ze bij haar in?
Deze Jeltje kreeg op haar beurt ook een dochter bij een onbekende man, Wilhelmina, geboren 10-12-1850 te Veenhuizen (Norg). Jeltje, die daar koloniste was, overleed er op 17-5-1851. Ruim anderhalf jaar later overleed ook haar dochtertje Wilhelmina, te Veenhuizen op 5-12-1852.
Antje zelf overleed op 31-8-1871 te Ter Zool.

[3] Onduidelijk is of haar grootouders toen nog in leven waren.

[3-a] [3-b] Thomas Jelles Bottinga, zoon van Jelle Thomas & Trijntje Symens, gedoopt Wijns 30-6-1726, overleden Oudkerk 21-7-1802, trouwt Wijns 19-4-1750 Antje Piers, dochter van Pier Dircks & Sjoukje Aarns, geboren Wijns ca. 1730, overleden Wijns 21-9-1802. Kinderen:
1. Jelle Thomas Bottinga, gedoopt Oudkerk 25-4-1751
2. Pier Thomas Bottinga, gedoopt Oudkerk 19-3-1752
3. Trijntje Thomas, gedoopt Oudkerk23-9-1753, overleden Oudkerk 1753
4. Trijntje Thomas, gedoopt Oudkerk 11-8-1754
5. Sjouke Thomas, gedoopt Oudkerk 15-8-1755
6. Tietje Thomas, geboren Leeuwarden 1765, overleden Lekkum 20-6-1846, begraven Wanswerd 24-6-1846
7. Dieuke Thomas, geboren 1768, overleden 11-1-1846, geh. (1) Sjoerd Theunis, (2) Pier Serps Jellema
De vader van Thomas, Jelle Thomas te Wijns / Tietjerkstradeel, stond in de Quotisatiekohieren vermeld als "seer welgesteld boer".

Later treeds in de rechtzaak tegen Rigtje met betrkking tot dit vooval ook een getuige op met de naam Gerrit Thomas. Uit het verslag krijg je de indruk dat hij een huisgenoot is van Thomas Jelles, waarschijnlijk een zoon. Maar daarvan hebben we nog geen hard bewijs gevonden:
Gerrit Thomas Bottinga, geboren Wijns ca. 1778, overleden Wijns 3-1-1834, trouwt Lolkje Sierds van den Berg, dochter van Sierd Jacobs van den Berg & Henke Jochems de Jong, geboren ca. 1791, overleden Oenkerk 1858. Kinderen:
1. Antje Bottinga, 1808
2. Rinske Bottinga, 1810 (later ook wel Hinke genoemd)
3. Thomas Bottinga, 1812
4 . Grietje Bottinga, ca. 1816
5 . Sierd Bottinga, 1817
6 . Jacob Bottinga, 1819
7 . Pier Bottinga, 1822
We zijn nog op zoek naar sluitend bewijs dat Gerrit Thomas een zoon was van Thomas Jelles, of op andere wijze aan hem verwant was.

[3-c] Douwe Sikkes, van Minnertsga, trouwt Trijntje Jans, van Sexbierum, Oosterbierum 15-5-1774.

[3-d] Sybren Sikkes, broer van Douwe en Jan Sikkes, die oktober 1801 in Deersum overleden zou zijn, hebben we nog niet gevonden.

[3-e] Jan Sikkes, van Minnertsga, trouwt Sijtske Aukes, van Wijnaldum, Wijnaldum 1775, attestatie afgegeven 14-5-1775.

[4] Verklaring Sijdske Aukes op 19 november voor Jan Jochums, commissaris uit de Raad der gemeente van Barradeel, en Hendrik J. Smith, gezworen klerk, ten huize van Carst Tjerks Castelein te Oosterbierum. Deze en andere verklaringen in Hof van Friesland (bijlage), Prov. Archief Friesland, toegang 14, inv.nr. 5901; zie ook bijlage bij: inv nr 5979 betreffende haar 2e rechtszaak in 1802.

[5] De moeder van Rigtje, Jeltje Joukes, kwam van Deersum, en was de dochter van Jouke Sikkens. Een toevallige naamsovereenkomst?Als broers van Jouke heb ik een Harmen en een Johannes, en als zussen Dettje en Bregt.

[6] De data van sommige van de volgende gebeurtenissen is niet exact bekend, zodat de volgorde waarin zich één en ander heeft voorgedaan ook niet geheel duidelijk is.

[7] Catharina Wieleman huwde met Adrianus Sinkelaar op 2 november 1794. Ze was toen 22 jaar. Samen kregen ze twee kinderen: Gertie (1795) en Adrianus (1796). Rond die tijd moet vader Adrianus zijn overleden, want op 31 januari 1802 hertrouwt Catharina met Andries Spruit. Uit dit huwelijk werd een dochter geboren die de naam Catharina kreeg, en die later huwde met Gerrit van Esveld.

[8] "Een trog is een Trogwagen, een trogvormige wagen (platte bak met schuin naar buiten staande boorden) die door één of twee paarden getrokken werd. Dit type wagen werd veel gebruikt. Voor een dergelijke gelegenheid werd de wagen extra schoongemaakt en van losse banken voorzien." (Jacques Koolstra)

[9] "Een ratelman is een nachtwaker, die met een ratel aandacht trok en vervolgens het uur afriep, bv. "negen heit de klok, de klok heit negen geslagen". Dat deden ze meestal naast een andere bezigheid, dit zou een water- en vuurbaas geweest kunnen zijn, die bij zijn laatste ronde gloeiende kooltjes verkocht. Ook waren ze vaak tegelijk 'porder', en wekten ze de mensen door op het raam te tikken zodat die op tijd naar hun werk konden gaan, want bijna niemand had een klok." (Jacques Koolstra)

[10] Rigtje ontkent later dat ze dat met die woorden zo gezegd heeft.

[11] Jan Pieters Miedema en Nieske Watzes zijn in november 1789 te Leeuwarden getrouwd; Nieske was afkomstig van Rauwerd (Tresoar). Jan Pieters is 11 juli 1815 te Leeuwarden als weduwnaar overleden (acte A231). Hun dochter Titie Jans Miedema trouwt 15 december 1822 met Bouke Durks Bakker (acte 162). Hun kinderen: Dirk (3-4-1825, B71), Nieske (3-4-1825, A189, overleden op 8-jarige leeftijd 4-8-1833, A217), Elske (23-6-1830, A343), en Nieske (30-8-1834, A445).

[12] Deze specificatie kan Rigtje zich later bij het verhoor niet meer herinneren.

[12-a] Of deze persoon echt heeft bestaan blijft in de verhoren onduidelijk. De naam kwam wel voor in Leeuwarden. Op 19 september 1775 werd daar Tryntie Crans geboden, als dochter van Sytse Crans en Wytske Rienks. En op 17 september 1814 werd in dezelfde stad Catharina Crans geboren, dochter van Pier Crans en Pietje Jellema. Verder komt de naam Crans ook voor in Oostdongeradeel, o.a. in Anjum, waar Jan Abes Cooistra vandaan kwam.

[13] Op vrijdag 29 januari 1802 wordt een uittreksel uit haar geboorteregister afgegeven, ten bewijze van haar werkelijke identiteit. Dat doet vermoeden dat ze uiterlijk woensdag 27 is aangehouden.

[14] Boven het stuk van de Klager staat de naam van Commissaris Haersma; was dat de naam van de aanklager? Onder aan het stuk staat de naam D H Andrea Gz (transcriptie juist?).

[15] Zijn naam is W.B. Bergsma.

[16] Nergens horen we dat de rechtbank geprobeerd heeft deze vrouw op te sporen. Heeft ze echt bestaan? Was het een valse naam?

[17] Exacte vrijlatingsdatum nog niet gevonden.

[18] In de notulen van de kerkenraad in die periode is niets te vinden. Mogelijke redenen voor een huwelijk: echten van de kinderen? Financieel voordeel voor Jan Abes? Huite Huites was afkomstig van Huizem; zijn ouders heetten Huite Sjoukes en Tjetje Hessels. Hij was gehuwd met Geeske Huites. Hij overleed op 18 februari 1819 te Leeuwarden als weduwnaar van 65 jaar.

[19] Zo tekende hij zelf in 1814 zijn naam, en zo wordt hij ook in alles proces verbalen aangeduid. Heeft hij in Groningen ook die naam aangenomen in 1811? Zijn grootvader Focke Johannes was cooyker, houder van een eendenkooi; in het Fries wordt dat Cooistra. Zo heet ook een broer van Jan Abes.

[20] Of eerder? Volgens NH Doopboek B 1.19 is hij op 5 oktober al gedoopt... (C.van Gelder).

[21] NH Doopboek B 1.19 (GA Leeuwarden).

[22] Begraafboek DTB 29 GA Leeuwarden, aangifte 29-11-1806.

[23] Stratenboek van Leeuwarden, GA Leeuwarden, pag. 45.

[24] Jeltje Jans, volgens gegevens van CvGelder uit het doopboek. Ze was immers nog altijd getrouwd met Jan Abes Koolstra.

[25] Doopboek NH, B 1.19; Begraafboek DTB 29 aangifte 19-5-1808.

[26] Begraafboek DTB 29, aangifte 6-2-1809.

[27] BS L Fiche 6101.

[28] Volgens een familieoverlevering zou er een Franse soldaat in het spel zijin, René Jacques Champenoy. Deze zou in 1813 in Leeuwarden op hetzelfde adres als Rigtje hebben gewoond. Het is echter de vraag of deze René in oktober 1813 nog in Leeuwarden was, of dat hij de stad al eerder had verlaten met de andere Franse troepen. Veel militairen zijn medio 1813 overgeplaatst naar het leger van Napoleon i.v.m. de slag bij Leipzig (Volkerenslag, 16-19 oktober 1813). Maar er zullen vast ook soldaten in Leeuwarden zijn achtergebleven. Het Franse leger begon met terugtrekken na de opstand in Amsterdam op 15 november 1813. Volgens een circulaire in Tjieterkstradeel zou in Leeuwarden half november de overdracht hebben plaatsgevonden van het Franse leger aan de nieuwe regering.
Vanaf 1690 komt de naam Champenoy al in leeuwarden voor (andere schrijfswijzen: Champenois, Chamoinoin, Schampinon, Sjembenoe).

Hieronder een poging om de verschillende gegevens Champenoy met elkaar te verbinden, met dank aan Jacques Koolstra. NB: Niet alle verbindingen zijn aangetoond! Correcties en/of aanvullingen dringend gewenst!

I Jacobus Champenois, tr. Leeuwarden 28 dec. 1690 Elske Harmens Krijt.
Uit dit huwelijk:
1. Harmanus Sjampenoy volgt II

II Harmanus Sjampenoy, tr. Leeuwarden 30 juni 1737 Jenneke Andrys geb. 9 april 1706 ged. Leeuwarden 9 april 1706 dr. van Andrys Willems.
Uit dit huwelijk:
1. Coenraad Champenoy volgt III-a
2. Jacobus Chamoinoin volgt III-b
3. Magdalena Schampinon, geb. 22 juli 1739 ged. Leeuwarden 22 juli 1739 ? Leeuwarden 30 jan. 1819
4. Elske Champinoi, geb. 29 mei 1743 ged. Leeuwarden 29 mei 1743

III-a Coenraad Champenoy, Grenadier, tr. Leeuwarden 12 jan. 1777 Gerritje Pytters Tamminga. [conflict huwelijksdatum en geboortedatum 1e kind]
Uit dit huwelijk:
1. Cornelis Champenoy, geb. Leeuwarden 12 mei 1772
2. Sjaak Champenoy volgt IV-a
3. Geertruid Champenoy, geb. Leeuwarden 18 sept. 1781
4. Pieter Champenoy volgt IV-b
5. Aaltje Champenoy, geb. Leeuwarden 19 febr. 1787
6. Geertruid Champenoy volgt IV-c
7. Janke Champenoy, geb. Leeuwarden 11 mei 1792

29-12-1776 Ondertrouw te Leeuwarden: Coenraad Champeno(y): grenadier in de comp. Friesche gardes, met Grietie Tam(m)linga, beide alhier. 12-1-1777 getr.
(Bron: boek 1022, Wolters, soldatenhuwelijk in Friesland, blz. 131)

IV-a Sjaak Champenoy, geb. Leeuwarden 16 maart 1778 ? Leeuwarden 11 juli 1849 tr. 1e Leeuwarden 5 aug. 1798 Pytje Langedijk; tr. 2e Leeuwarden 13 juli 1817 Johanna Elisabeth Noort geb. 1792 ? Leeuwarden 29 mei 1854 .
Uit het eerste huwelijk:
1. Coenraad Champenoy volgt V-a
2. Grietje Champenoy volgt V-b

V-a Coenraad Champenoy, geb. Leeuwarden 5 maart 1799 ? Leeuwarden 25 febr. 1842 tr. Leeuwarden 18 jan. 1829 Hendrikje Dirks Drent geb. Weender 1791 ? Veenhuizen (Norg) 29 sept. 1850 dr. van Dirk Drent en Jantje Controleur.

V-b Grietje Champenoy (Sjembenoe), geb. Leeuwarden 4 jan. 1801 ? Leeuwarden 12 april 1856 rel. 1e Johannes Boudewijns;rel. 2e Johan Casper Herwich; rel. 3e Jan Koster; tr. 1e Leeuwarden 1 nov. 1829 Hermanus Sjoerds van der Woude.
Uit het eerste relatie:
1. Elisabeth Boudewijns, geb. Leeuwarden 31 juli 1827 (erkend door Johannes Boudewijns)
Uit het tweede relatie:
1. Elisabeth Herwich, geb. Leeuwarden 12 febr. 1823 (erkend door Johan Casper Herwich)
2. Johan Henrich Herwich, geb. Leeuwarden 19 juli 1824 ? ongehuwd Leeuwarden 8 jan. 1846 (erkend door Johan Casper Herwich)
Uit het derde relatie:
1. Jan Koster, geb. Leeuwarden 14 maart 1820 (erkend door Jan Koster)
Uit het eerste huwelijk:
1. Romkje van der Woude, geb. Leeuwarden 10 april 1830

IV-b Pieter Champenoy, geb. Leeuwarden 20 nov. 1783 ? Leeuwarden 3 sept. 1875, kleermaker, tamboer, bierdrager en kroeghouder te Leeuwarden, tr. Leeuwarden 27 sept. 1818 Geeske Fellinga geb. 1797 ? Leeuwarden 19 maart 1862 .

Champenoy, Pieter Coenraads kleermaker, geb. Leeuwarden 21-11-1783, wonende aldaar, zoon van Coenraad Champrenois en Grietje Pieters Tamminga, lichting 1811 mairie Oenkerk; vrijwilliger; tamboer 5e regt. inf. en Zeeuwsche Legioen 1e bat., grenadierscomp.,diensttijd 6 jaar en 1 maand, paspoort 16.08.1808; plaatsvervanger voor Kornelis Seijes Sikma (geb. 1791) te Oenkerk; 19.12.1812 125e regt. inf. onder nr. 5295, 5e bat.,4e comp.;
12.03.1813 134e linieregt.;
21.11.1812 getuigschrift voor 1 jaar kanonnier gewapende burgerwacht Leeuwarden;
17.11.1863 te Leeuwarden aanwezig bij de Herdenking 50 jaar bevrijding Franse overheersing
(Bronnen: Tresoar toegang 8/4062.317; Tresoar Régistre civique Leeuwarden; archieven elders.642; LC 20.11.1863 nr. 93; Gen.Jierboekje 1990 bldz.103)

Sikma, Kornelis Sijes, geb. 1791, wonende te Oenkerk; zoon van Seye Gerbens, overleden en Grietje Kornelis, loteling mairie Oenkerk lichting 1811; plaatsvervanger Pieter Champenoy, kleermaker te Leeuwarden; bij aanneming familienaam 20 jaar
(Bronnen: Tresoar toegang 8/4062.317; Raf Oenkerk fol. 5v)
Deze Kornelis Sijes Sikma was familie van Antje Sikma, de 2e vrouw van Rense Koolstra, de zoon van Rigtje Jellema:
Fragment-genealogie Sikma:
I. Cornelis Willems Sikma, geboren Oenkerk 1719-1720, overleden Roodkerk 15-10-1807, gehuwd Oenkerk 13-5-1740 met Minke Jacobs, geboren Oudkerk 1719. Kinderen o.a.:
- Jacob Kornelis Sikma volgt II-a
- Auke Cornelis Sikma volgt II-b
- Grietje Cornelis Sikma volgt II-c
II-a. Jacob Kornelis Sikma, gedoopt Oudkerk 7 mei 1747, gehuwd Roodkerk 6-12-1772 met Hiltje Gerks Algra, geboren Roodkerk 24-9-1747; Kinderen o.a.:
III. Gerk Jacobs Sikma, geborenRoodkerk 7-12-1775, overleden Oenkerk 29-1-1848, gehuwd Hardegarijp 21-5-1797 met Pietertje Hendriks de Vries, geboren Twijzel 1755. Kinderen o.a.:
IV. Hendrik Gerks Sikma, geboren Hardegarijp 16-2-1801, overleden Oenkerk 22-4-1864, gehuwd Tietjerksteradeel 19-5-1827 met Janke Kornelis Sikma, geboren Oenkerk 13-11-1804 , overleden Oenkerk 29-1-1892. Kinderen o.a.:
V. Antje Sikma, geboren Tietjerksteradeel 3-12-1834, overleden Leeuwarden 5-1-1917, gehuwd Leeuwarden 5-8-1860 met Rense Koolstra, geboren Leeuwarden 30-6-1814, zoon van Rigtje Jellema.
II-b. Auke Cornelis Sikma, geboren Veenklooster, gedoopt10-8-1749 Roodkerk, overleden Oenkerk 22-11-1826, gehuwd (1) Oudkerk 22-11-1772 Janke Gerbens, gedoopt Oudkerk 9-9-1753, overleden Oenkerk september 1800. Kinderen o.a.:
III. Eetze Aukes Sikma, geboren Oudwoude 9-3-1781, overleden Marrum 4-4-1861, gehuwd Oudkerk 8-4-1804 Sjoukje Jurjens van der Wal, geboren Suawoude 18-10-1782 (dochter van Jurjen Andries van der Wal en Dieuke Annes Kooistra), overleden Marrum 30-7-1754. Kinderen o.a.:
IV. Gerben Eetzes Sikma, geboren Oudkerk 24-8-1808, overleden Leeuwarden 16-2-1886, gehuwd Tietjerksteradeel 14-6-1834 Ruurdtje Hedzers Castelein, geboren Tietjerk 20-3-1811 (dochter van Hedser Melles Castelein en Antje Arends Algra), overleden Leeuwarden 29-1-1894. Gerben was van beroep boerenknecht en kastelein te Leeuwarden, later timmmerman. Werkte Antje misschien bij hem, en heeft Rense haar daar leren kennen?
II-c. Grietje Cornelis Sikma, gedoopt Roodkerk 30-12-1758, overleden Roodkerk 27-3-1835, gehuwd Oudkerk 13-5-1781 met Sije Gerbens Sikma, geboren Rinsumageest 3-11-1755. Kinderen o.a.:
III. Cornelis Sijes Sikma, geboren Roodkerk 24-11-1791, overleden Roodkerk 20-5-1831, gehuwd Dantumadeel 14-5-1826 met Grietje Pieters van der Meer, geboren Miedum 23-9-1797
, overleden Roodkerk 8-10-1879.

Pieter Champenoy, afkomstig van Leeuwarden, ondertrouw in Middelburg op zondag 5 juni 1808 met Dina Jacoba Landsheer, afkomstig van Middelburg. Is dit dezelfde Pieter? Zij hadden een zoon Hendrik Pieter Champenoij, geb. Middelburg, laatst gewoond hebbende te Leeuwarden. Korporaal. 11-11-1836 overleden te Semarang (Indië).

IV-c Geertruid Champenoy, geb. Leeuwarden 24 april 1790 ? Leeuwarden 3 nov. 1859 tr. 1e Leeuwarden 16 sept. 1810 Dirk Witters geb. 1784 ? Leeuwarden 4 okt. 1822 zn. van Jacobus Witters en Cathrina Westinghof, eerder getr. met Elske de Vries; tr. 2e Leeuwarden 7 febr. 1830 Christoph Frederich Bitter.
Uit het eerste huwelijk:
1. Jacobus Wieders, geb. Leeuwarden 1810 ? Leeuwarden 17 mei 1812
2. Koenraad Witters, geb. Leeuwarden 21 juli 1819 ? Leeuwarden 19 aug. 1819

Witters, Dirk, opperman, geb. en won. te Leeuwarden zoon van Jacobus Witters en Cathrina Westingshof (?) behoorde tot het 1e transport van de compagnie vrijwilligers uit Friesland dat op 28.08.1809 onder de kapitein C. de Jongh van Leeuwarden naar Utrecht vertrok, is dan 24 jaar en krijgt een premie van 10 gulden; ook genoemd bij het 15e transport van dezelfde compagnie dat op 29.03.1810 onder sergeant J.G. Hartman dezelfde route aflegt, zijn leeftijd is dan 24 jaar, lengte 5 voet en 3 duim en de premie 75 gulden; tr. Leeuwarden 1) 10.04.1806 Elske de Vries; 2) 16.09.1810 Truike Champenoi; overl. Leeuwarden 04.10.1822 oud 38 jaar, gehuwd.
(Bronnen: Tresoar toegang 8/3176II; DTB 915 en 1002; BS Leeuwarden overl. akte 1822 nr. 530)

III-b Jacobus Chamoinoin, geb. 12 febr. 1737 ged. Leeuwarden 12 febr. 1737 tr. 1e Leeuwarden 9 sept. 1764 Ymke Pieters; tr. 2e 1769 Dirkje Johannes; tr. 3e Deventer 1 mei 1774 Baukje Pieters; tr. 4e Leeuwarden 12 okt. 1783 Dieuke Pytters.
Uit het tweede huwelijk:
1. Johanna Champenoy, geb. 12 dec. 1770 ged. Leeuwarden 12 dec. 1770
Misschien uit het vierde huwelijk:
1. René Jacques Champenoy, geb. Verviers, België 8 maart 1786

19-1-1772 Ondertrouw te Leeuwarden: Jacobus Champenoy, Corp. in het 2e batt. van het regiment van gen.-majoor Acronius, met Baukje Pieters, beide alhier. 12-4-1774 att. gepasseert na Deventer. 1-5-1774 te Deventer getr.
(Bron: boek 1022, Wolters, soldatenhuwelijk in Friesland, blz. 121)
Inf. Rgt. 577a : 2e bat. lag van 1768-1772 in Leeuwarden, in 1772 in Tholen, Lillo, Scheldeforten, en van 1773-1779 in Deventer

28-9-1783 Ondertrouw te Leeuwarden: Jacobus Champenoy, corp. in (het tweede batt. van) het regiment van gen-majoor Baron de Nostitz met Dieu(w)ke Pieters, beide alhier. 12-10 getr.
(Bron: boek 1022, Wolters, soldatenhuwelijk in Friesland, blz. 141)
De Nostitz was van 1780-juni 1786 kolonel van Inf. Rgt. 577a. Jacobus zat toen dus nog steeds bij hetzelfde onderdeel. Dat regiment lag in 1786 in Nijmegen. Hoe kan zijn zoon dat in Verviers geboren zijn? Verviers was geen garnizoensplaats. Het ligt tegenwoordig tegen Luik aan; daar lag wel een garnizoen, maar het onderdeel waar Jacobus bij zat is daar niet gelegerd geweest, en ook niet in het wat verderweg gelegen Maastricht. Was René wel een zoon van Jacobus?

René Jacques Champenoy tot nu toe niet aangetroffen in de genoemde bronnen. Was hij wel militair in franse dienst?

Nog een andere mogelijke Champenoy, die we nog niet met de andere Champenoy's in verband kunnen brengen:

24-6-1714, ondertrouw Leeuwarden Adam Sjanbenoy (of Adam Jan Benoi) sold. onder de comp. van luit-colonel Unia met Marike Hendrix. 8-7 att. gepasseert om tot Doornick of elders te trouwen.
(Bron: boek 1022 Wolters, soldatenhuwelijk in Friesland)

[29] Is ze in Wijk A inderdaad zo vaak verhuisd, of is er sprake van hernummering van de huizen?

[30] Toegang 16 Inventaris van de archieven van de rechterlijke instellingen in de provincie Friesland, correctionele zaken 1.3.1811.1.10.1828, Inventarisnr. 686.707.749 Prov Ryksarchief Leeuwarden.

[30-a] Joseph en Jelle arriveren op 5 november 1828 vanuit Leeuwarden te Veenhuizen, en worden daar op 20 juli 1833 weer ontslagen. Met dank aan Wil Shackmann; voor verdere informatie over Veenhuizen, zie diens website www.deproefkolonie.nl .

[31] Van Antje wordt in de familie verteld dat zij een goedaardige vrome vrouw was . Zij moet een goede huisvrouw geweest zijn, die haar man in ontwikkeling overtrof, omdat zij kon lezen en schrijven. En dat kon haar man niet. In het bevolkingsregister van 1859 staan zij te boek als Nederlands Hervormd, maar volgens familie bronnen hadden ze hun kinderen niet laten dopen. Rense bezocht de samenkomsten van de vereniging “Vrienden der Waarheid”, die in Leeuwarden op 21 september 1854 was opgericht op initiatief van ds. Jan Wouter Felix. Deze predikant (geboren Leiden 1824) trok in Friesland erg veel mensen door zijn eenvoudige bijbelgetrouwe prediking. Van 1847-1851 stond hij in Longerhouw en Schettens, daarna vertrok hij naar Opheusden, maar in 1853 was hij al weer terug in Friesland en werd toen predikant te Heeg. De "waarheidsvrienden" zijn van grote betekenis geweest voor het Reveil in Friesland.

[32] Deze Wybe Koolstra trouwde later met Nieske Bosch; zij waren de ouders van Elizabeth Koolstra, de vrouw van Stoffel Willem Vis.